Dua Qunoot in het Witr gebed

Graag had ik dua Qunoot gehad die tijdens de Witr gebed gereciteerd wordt.

Alle lof zij Allah.

Aller eerst:

Dua Al-Qunoot wordt gereciteerd in de laatste rak’ah van het Witr gebed, na het buigen, maar als men het reciteert voordat men buigt dan mag dat ook. Maar het reciteren na het buigen is beter.

Shaykh al-Islam [Ibn Taymiyah] said in Majmoo’ al-Fataawa (23/100):

Met betrekking tot de dua Qunoot: er zijn twee extreme standpunten en een midden (of matige) standpunt te bekijken. Sommigen zeggen dat dua qunoot alleen gereciteerd moet worden voor het buigen en sommigen zeggen dat het alleen gereciteerd dient te worden na het buigen. De fuqaha onder de geleerden van de hadith, zoals Ahmad en anderen, zeggen dat beide mogelijk zijn, want beide zijn genoemd in de sahih Sunnah, maar zij verkozen het reciteren van dua Qunoot na het buigen, want dit zie je vaker gebeuren.

Het verhogen van de handen wordt genoemd in een sahih in het verslag van ‘Umar (moge Allah tevreden met hem zijn), zoals is overgeleverd door al-Bayhaqi in een verslag dat hij had ingedeeld als sahih (2 / 210).

De gelovige moet zijn handen verhogen tot op de borst hoogte en niet meer, omdat deze dua geen smeekbede is waarbij de persoon zijn handen hoger moet houden. Het is eerder een dua van hoop waarin een persoon zijn handpalmen naar de hemel richt. De schijnbare betekenis van de woorden van de geleerde is dat de aanbidder zijn handen dicht bij elkaar moet houden net als een bedelaar, die iemand anders vraagt om hem iets geven.

Het is beter om de dua Qunoot niet altijd te reciteren tijdens het Witr gebed, maar soms moet het gebeuren, want er is geen bewijs dat de Boodschapper van Allah (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) het altijd deed. Maar hij leerde al -Hasan ibn ‘Ali (moge Allah tevreden met hem zijn) een dua aan om tijdens het Qunoot al-Witr te reciteren, zoals hieronder geciteerd zal worden.

Ten tweede:

De dua Qunoot is overgeleverd door Abu Dawud (1425), al-Tirmidhi (464), en

al-Nasaa’i (1746) van al-Hasan ibn ‘Ali (moge Allah tevreden met hem zijn) die zei:

De Boodschapper van Allah (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) leerde me een paar woorden om tijdens het Qunoot al-Witr op te zeggen:

“Allaahumma ihdini feeman hadayta wa ‘aafini feeman ‘aafayta wa tawallani

feeman tawallayta wa baarik li feema a’tayta, wa qini sharra ma qadayta ,

fa innaka taqdi wa la yuqda ‘alayk, wa innahu laa yadhillu man waalayta wa

laa ya’izzu man ‘aadayta, tabaarakta Rabbana wa ta’aalayta la manja minka illa ilayk”

اللَّهُمَّ اهْدِنِي فِيمَنْ هَدَيْتَ ، وَعَافِنِي فِيمَنْ عَافَيْتَ ، وَتَوَلَّنِي فِيمَنْ تَوَلَّيْتَ ، وَبَارِكْ لِي فِيمَا أَعْطَيْتَ ، وَقِنِي شَرَّ مَا قَضَيْتَ ، فإِنَّكَ تَقْضِي وَلا يُقْضَى عَلَيْكَ ، وَإِنَّهُ لا يَذِلُّ مَنْ وَالَيْتَ ، وَلا يَعِزُّ مَنْ عَادَيْتَ ، تَبَارَكْتَ رَبَّنَا وَتَعَالَيْتَ ، ولا منجا منك إلا إليك

(O Allah, leidt mij onder hen die U heeft geleid, vergeef mij onder hen die U heeft vergeven, zet mij in de vriendschap onder degenen aan wie U vriendschap heeft geschonken, en zegen mij in wat U heeft gegeven, en red mij van het kwaad die U heeft afgekondigd. Want voorwaar, U besluit en niemand kan U beïnvloeden, en hij is niet vernederd wie U bevriend, noch is hij vereerd wie U vijand is. Gezegend zijt Gij, o Heer, en Verheven. Er is geen plaats van veiligheid voor U, behalve met U).”

De laatste zin – Laa Manja Minka illa ilayka (Er is geen plaats van veiligheid voor U, behalve met U) – is overgeleverd door Ibn Mandah in al-Tawheed en geclassificeerd als hasan door al-Albaani.

Dan zou hij zegeningen moeten zenden over de Profeet (vrede en zegeningen van Allah zij met hem). Zie al-Sharh al-Mumti’ door Ibn ‘Uthaymeen (4/14-52).

Ten derde:

Het is mustahabb om na de tasleem het volgende te zeggen: Subhaan al-Malik

al-Quddoos drie keer, voor de derde keer verleng je de klinkers, zoals overgeleverd door al-Nasaa’i (1699) en ingedeeld als hasan door al-Albaani in Sahih Sunan al-Nasaa’i.

Al-Daaraqutni heeft er volgende woorden aan toegevoegd: Rabb al-malaa ‘ikah

wa’l-Rooh (Heer van de engelen en de Geest), met een sahih isnaad. Zie Zaad

Al-Ma’aad door Ibn al-Qayyim, 1 / 337.

Bron: Islam Q&A