Wetenschappers uit de 9e eeuw werkende in Bagdad vertaalden werken van de Griekse astronoom Ptolemeus, waarmee ze een totaal nieuwe tijdperk openden in de wetenschap van de hemelen. Enkele van de grootste astronomen uit de geschiedenis vertaalden boeken van Ptolemeus (voornamelijk zijn Almagest) naar het Arabisch. Met deze vertalingen legden ze de basis voor hun onderzoek en verbeterden zij de werken van Ptolomeus en ontwikkelden zijn theorieën verder uit en zodoende kregen ze het benodigde zelfvertrouwen om hun eigen theorieën te ontwikkelen over zaken zoals de oorsprong van de hemel, de beweging van de planeten, de afstand en de grootte van de planeten en de relatie tussen tijd en wiskunde. Het is waarschijnlijk dat de Almagest zo gewaardeerd werd in Europa, met zijn kaarten, lengte en breedte graden en de beschrijvingen van de aarde, erg verschillend was van het werk dat werd achtergelaten na Romeinse tijden. Het was verder uitgebreid en ontwikkeld door geografisch studies, kartografie, wiskunde en astronomische studies die gedaan werden door wetenschappers in Islamitische landen, gebaseerd op het originele systeem van Ptolomeus.
Gebruik makende van deze informatie verbeterden en ontwikkelden Moslim wetenschappers meet instrumenten zoals de astrolabium en het kwadrant, die een ommekeer teweeg brachten in reizen en verkenning omdat ze mensen mogelijk maakten om hun plaats op aarde exact te bepalen, berekend aan de hand van de positie van de sterren. Het belang van deze ontwikkelingen worden duidelijk wanneer men nadenkt over hoe terughoudend mensen waren om op hun boot te stappen naar de open zeeën voordat deze instrumenten werden ontwikkeld.
De Bijdragen
Onder leiding van al-Ma’mun, de 9e eeuwse khalief van Bagdad gingen wetenschappers door met het uitbreiding van Islamitische begrip van de kosmos met grote intellectuelen zoals el-Khwarizmi en Abu Ma’shar die meer nauwkeurigheid brachten in de sterrentabellen die wetenschappers gebruikten als basis voor hun onderzoek. Abu Ma’shar werd vaak geciteerd door Renaissance wetenschappers. Zijn boek, ‘’grote inleiding tot astronomie’’ dienden enkele eeuwen als gids op Europese universiteiten. Al-Fargani, die bekend is in het westen als Alfraganus schreef een andere belangrijke lesboek voor wetenschappers met de naam ‘’de elementen van astronomie’’, als toevoeging tot zijn werk in mathematische geografie.
De 9e eeuwse wetenschapper al-Battani (Albategnius in het Latijnse Westen) is de man die door sommigen word beschouwd als de grootste Moslimastronoom. Hij bestudeerde de beweging van de zon en leverde een wetenschappelijke verklaring voor de zon en maansverduistering. (Voor dit werden verduistering gezien als onheilspellende tekenen van Gods woede) Zijn werken werden gebruikt door Westerse astronomen tot ver in de 18e eeuw wanneer Dunthorn zijn beroemde studie deed naar de bewegingen van de maan. Een andere Renaissance wetenschapper, CA. Nallino, schreef lange commentaren over de sterrentabellen van al-Battani.
De 11e eeuw zag de opkomst van al-Biruni, die erg bekwaam was in het bepalen van de lengte en de breedtegraad. Zijn teksten bevatten ook een beschrijving van de geografie van India en zijn bekende werk ‘’coördinaten van steden’’, die zeer nauwkeurig zijn zelfs naar hedendaagse standaarden. Ibni Yunus, die werkte in de koninklijke hof van de Middeleeuwse Cairo loste problemen op in boltrigonometrie (meetkunde op een bol in plaats van een plat oppervlak) en deed een gedetailleerde onderzoek naar de ritmische zwaaiing van slingers. Deze studie leidde tot de ontwikkeling van de mechanische klok.
Wetenschappers waren ook bezig in het Islamitische Spanje waar Joden en Moslims de ‘’Zij’’ oftewel de sterrentabellen verfijnden. Jabir ibn Aflah schreef kritiek op de Ptolemaise (Griekse astronomie). Terwijl hij geen alternatieve model voorstelde, inspireerden zijn werken de Renaissance wetenschappers om het model van Ptolomeus los te laten en eigen theorieën te ontwikkelen. De werken van Jabir en andere Moslimastronomen waren gewaardeerde bezittingen waarvan bekend is dat ze deel uitmaakten van de bibliotheken van belangrijke Europese astronomen inclusief een kopie dat werd overhandigd aan Copernicus. Alhoewel, veel van deze werken werden weid verspreid bekend na de opkomst van boekdrukkunst gedurende de Renaissance, terwijl het al enige eeuwen eerder was vertaald. In zijn ‘’aandenken tot astronomie’’ stelt al-Tusi een nieuw idee voor van de opbouw van de hemelbollen welke de aarde dichter bij het centrum van de draaiende planeten plaatste dan dat Ptolomeus de Griek had gedaan. Moslimwetenschappers verfijnden al-Tusi’s theorie over de beweging van de maan gedurende 2 eeuwen erna zodat wanneer Copernicus zijn revolutionaire theorie voorstelde aan Renaissance wetenschappers, hij eigenlijk de ideeën herhaalde die 2 eeuwen ervoor waren voorgesteld door al-Tusi en zijn studenten. Moslims werden verdreven uit Spanje door de Christenen, die zich in het noorden herenigden en naar de zuidelijk gebieden van het land trokken, het gebied dat door de Arabieren al-Andalus werd genoemd. Alhoewel waren er enkele Christelijke heersers, zoals Alfonso de wijze, die de traditie van wetenschap aan het hof voortzetten.
De 13e eeuwse wetenschapper en dichter koning gaf de opdracht om de werken van Ibn Haytham (Alhazen) en andere Islamitische wetenschappers te vertalen naar het Spaans. Passages zoals het volgende, over de hemelen en de vaste sterren, waren een inspiratiebron voor wetenschappers in Europa om de wetenschap over sterren verder te ontwikkelen:
‘’… (Het zijn) een ronde globus (bol), omsloten door 2 bollen oppervlakken, wiens centrum het centrum is van deze globe en van de wereld. De externe oppervlakte van deze globus is aangrenzend met de grootste van de hemelen, de ene die alle bewegende hemelen omvat en ze betrekt in een snelle beweging; de interne oppervlakte van dezelfde globus raakt de baan van Saturnus. Deze hemel draait van west naar oost die de orde volgens de orde van 2 beelden op 2 vaste polen. Zijn beweging is langzaam; gedurende enkele honderden jaren beweegt het een graad, terwijl de hele cirkel is verdeeld in 360 graden’’.
Werken zoals hierboven werden geciteerd en uiteindelijk vertaald naar het Latijn en bestudeerd door jonge wetenschappers aan de grote universiteiten van het Latijnse Christendom. Boeken van wetenschappers die hadden gestudeerd onder Islamitische heerschappij dienden als basis voor Europese astronomische studies tot de 17e eeuw. Edmund Halley ‘’naar wie de kommeet van Halley is genoemd’’ studeerde astronomie in Oxford, Engeland voornamelijk door teksten te raadplegen die alleen in het Arabisch beschikbaar waren omdat de Latijnse vertalingen kwijt waren geraakt door de eeuwen heen.
Moslimwetenschappers gaven ons ook veel woorden nu nog gebruikt door moderne astronomen zoals, Zenit, Azimuth en Nadir. Ze voorzagen ons ook met name van sterrenbeelden en sterren zoals, Aldebaran, Altair en Betelgeuse, die door de Latijnen het felle rode licht in de schouder van het sterrenbeel Orion werd genoemd. Betelgeuse werd ontdekt door een Arabier die het Bayt al-Jizyah of het huis van Jizyah heeft genoemd.
Door de vakkundigheid van Islamitische astronomen, werd astronomie een duidelijk en nauwkeurige wetenschap, maar Moslimwetenschappers deden meer dan simpelweg ontwikkelen van gereedschappen die nodig zijn voor het mathematisch verklaren van de bewegingen van hemellichamen. In de geest en harten van Moslims waren er zoveel meer dan de fysieke hemelen dan dat we kunnen zien met het blote oog. Voor hun waren de zon, maan en sterren een zichtbaar vertoning van Gods glorie, Goddelijke tekenen van de ononderbroken aanwezigheid van Gods geleiding. {mosgoogle left}Wanneer een toegewijde Moslim staart naar de enorme nachtelijke hemel, gevuld met glorieuze sterrenbeelden en schitterde sterren kan hij het niet laten om vers 115 uit hoofdstuk 2 van de Koran te herinneren:
“En aan Allah behoort het Oosten en het Westen; waarheen gij u ook wendt, daar zal het Aangezicht van Allah zijn. Zeker, Allah is Alomvattend, Alwetend”.